Misverstanden over het tolkenberoep
Er bestaan nogal wat misverstanden over ‘t beroep tolk. Allereerst de verwarring over de werkzaamheden. Ben je tolk of vertaler? Daarnaast heerst de veronderstelling dat tolken wandelende woordenboeken zijn.
Laat ik dit even toelichten. Sommige mensen zijn tweetalig opgevoed en hebben het geluk beide talen even goed te beheersen. Dit zijn vaak goede tolken, omdat ze niet meer na hoeven te denken bij het spreken in de andere taal. Niet alle tolken zijn tweetalig opgevoed, maar hebben de taal zo goed gestudeerd, gewerkt of gewoond in een ander land, waardoor de vreemde taal een soort tweede moedertaal is geworden. Om een goede tolk te zijn, moet je een hele goede beheersing hebben van je moedertaal en vreemde taal.
Overigens betekent het niet dat als je een taal goed spreekt, je ook per definitie een goede tolk zou zijn. Daarvoor zijn nog andere dingen belangrijk, zoals goed kunnen luisteren, notities maken, analytisch denken,een brede algemene kennis/interesse en algemene tolk technieken leren van bijvoorbeeld simultaan tolken. Luisteren en tegelijk vertalen in een andere taal is een vak apart.
Voor een tolk is het belangrijk om zich in te lezen in het onderwerp. Elk vakgebied heeft zijn eigen jargon. Zo moest ik laatst een presentatie tolken voor een groep Franse bezoekers in het centrum van Autisme in Amsterdam. De verschillende verschijningsvormen van autisme, zoals PDD-NOS kwamen aanbod. Als tolk weet je misschien niet altijd precies de vertaling, maar je moet in staat zijn om altijd de boodschap adequaat over te brengen in correct taalgebruik. Je moet het dus beschrijven of vertalen, maar het tempo ligt hoog. Ik wist de vertaling van PDD-NOS, namelijk: le trouble envahissant du développement non spécifié (TED-ns). Maar dit komt door een goede voorbereiding en niet omdat ik een wandelend woordenboek ben.
Tolken zijn geen wandelende woordenboeken, maar mensen die zó goed een andere taal spreken dat ze altijd de boodschap kunnen verwoorden in correct taalgebruik. Tolken kennen niet alle woorden in beide talen. Ga maar na bij je eigen moedertaal, ken je alle Nederlandse woorden en hun betekenis? Als ik aan mensen op straat zou vragen wat PDD-NOS is, vraag ik me af hoeveel mensen mij kunnen uitleggen dat dit een vorm van autisme is. Overigens heeft tolken dus niet alleen te maken met een hele goede beheersing van beide talen,maar moet je als tolk dus een brede algemene kennis hebben en je inlezen in het onderwerp. Mensen verwachten dat je een wandelend woordenboek bent, maar als ik PDD-NOS op wil zoeken in Le petit Robert, zal ik dat niet vinden. Dit is een medische afkorting en staat niet in een gewoon woordenboek. Kortom, tolken vraagt inzicht, inlezing en een hele brede algemene kennis, want uiteindelijk is de tolk zelf verantwoordelijk voor een snelle adequate vertolking.
Het leven van een tolk